PDF Opties

5. Financiering

Algemeen

Doelstelling

Doel van deze paragraaf is om de raad te informeren over het gerealiseerde treasurybeleid en de beheersing van financiële risico’s in 2021. Treasury is het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. Dit moet plaatsvinden binnen de kaders van het BBV (Besluit Begroting en Verantwoording), de Wet fido (Wet Financiering Decentrale Overheden) en de Wet HOF (Wet Houdbare Overheids Financiën). Het doel van deze wet is onder andere om op een verantwoorde, prudente en professionele wijze de inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie (financieringsactiviteiten) van de gemeente te regelen.

Gemeentelijke kaders

Onze kaders zijn vastgelegd in de, volgens artikel 212 Gemeentewet, vastgestelde 'Financiële verordening gemeente Purmerend 2018' (raadsbesluit 1456160). Het gaat om kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie zoals doelstellingen, richtlijnen en limieten die voor het college gelden. In deze verordening is ook het treasuryonderdeel opgenomen waarin de beleidsmatige infrastructuur van de treasuryfunctie is vastgelegd met uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het bevat met name protocollen voor de dagelijkse uitvoering. De onderwerpen die hierbij aan de orde komen zijn het kasbeheer, het risicobeheer, de financiering en de administratieve organisatie.

Beleidsdoelstelling

De beleidsdoelstelling is om inzicht te hebben in de langetermijnontwikkeling van de financiële positie van de gemeente. Het aangaan en verstrekken van geldleningen alsmede het verstrekken van garanties is alleen toegestaan voor de uitoefening van de publieke taak. Hierbij mogen we geen overmatige risico’s lopen. Het gebruik van de kasgeldlimiet en de renterisiconorm is bedoeld als normstellend.

Ontwikkelingen gemeente Purmerend

Risicobeheer

In de Wet fido is een kasgeldlimiet en een renterisiconorm opgenomen om de invloed van (externe) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente te beperken. Renterisico is het risico dat de rentelast van een gemeente ineens fors stijgt. Dit kan als veel lopende schuld vervalt en er opnieuw financiering nodig is tegen een mogelijk fors hoger rentepercentage. De wetgever stelt daarom eisen aan het maximale jaarlijkse renterisico voor een gemeente (Wet fido). Deze eisen komen tot uitdrukking in de kasgeldlimiet (norm voor leningen met looptijd tot 1 jaar) en de renterisiconorm (norm voor leningen met looptijd vanaf 1 jaar). Deze normen bepalen de speelruimte voor de gemeente om verantwoord en goedkoop te financieren. Beide normen zijn gekoppeld aan de begrotingsomvang.

Renterisico’s kunnen worden onderscheiden in:

  • het renterisico van de vlottende schuld (de kasgeldlimiet) en

  • het renterisico van de vaste schuld (de renterisiconorm).

Kasgeldlimiet

De gemiddelde vlottende schuld, over drie maanden gezien, is voor een gemeente gelimiteerd op 8,5% van het begrotingstotaal. Een gemeente mag drie kwartalen achter elkaar deze limiet overschrijden. De norm wordt getoetst op de eerste dag van het kwartaal. In onderstaande tabel is het kasgeldlimiet over 2021 weergegeven (bedragen x € 1.000):

Kwartaal

Maximaal % o.b.v. actuele regeling

Berekend maximaal limiet

Vlottende middelen -/- vlottende schuld

Onderschrijding

I

8,50%

-20.820

-16.977

3.843

II

8,50%

-20.820

-8.422

12.398

III

8,50%

-20.820

15.576

36.396

IV

8,50%

-20.820

569

21.389

In 2021 is de kasgeldlimiet niet overschreden, ondanks dat gedurende het hele jaar de financieringsbehoefte zoveel als mogelijk is afgedekt met kortlopende financiering. In juni en december is een viertal leningen aangetrokken vanwege de consolidatie van de korte schuld.

Renterisiconorm

Over de langlopende schuld mogen de jaarlijkse aflossingen en renteherzieningen niet meer bedragen dan 20% van het begrotingstotaal. Het doel van deze norm is het beheersen van de renterisico's op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door onder andere het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm voorkomt dat een te groot deel van de totale gemeentelijke schuld (met looptijd langer dan 1 jaar) in eenzelfde jaar vervalt en opnieuw financiering nodig is tegen een mogelijk fors hogere rente. De renterisiconorm is in 2021 niet overschreden. In onderstaande tabel is de renterisiconorm (op kas- en contractbasis) over 2021 weergegeven (bedragen x € 1.000):

Renterisiconorm (bedragen x € 1.000)

Realisatie 2021

1a

Rente herziening op vaste schuld opgenomen gelden (o/g)

-

1b

Rente herziening op vaste schuld uitgeleende gelden (u/g)

-

2

Rente herziening op vaste schuld (1a -/- 1b)

-

3a

Nieuw aangetrokken vaste schuld

50.000

3b

Nieuw verstrekte lange leningen

-

4

Netto nieuw aangetrokken vaste schuld (3a -/- 3b)

50.000

5

Betaalde aflossingen

36.931

6

Herfinanciering (laagste van 4 en 5)

36.931

7

Renterisico op de vaste schuld (2+6)

36.931

8

Renterisiconorm

48.988

9a

Ruimte onder renterisiconorm (8 -/- 7)

12.057

9b

Overschrijding renterisiconorm (7 -/- 8)

-

10

Berekening renterisiconorm:

11

Begrotingstotaal (primitief 2021)

244.941

12

Het bij ministeriële regeling vastgesteld percentage

20%

Renterisiconorm (10 x 11)/ minimum € 2,5 mln

48.988

Financiering

a.Portefeuille opgenomen langlopende leningen

De ontwikkeling van de leningenportefeuille op de vaste schulden is in onderstaande tabel weergegeven (bedragen x € 1.000).

Schuldrestant opgenomen leningen per 1 januari 2021

€ 264.596

Nieuw aangetrokken leningen

€ 50.000

Reguliere aflossingen

-€ 36.931

Schuldrestant o/g leningen per 31 december 2021

€ 277.665

Per 31 december 2021 heeft de gemeente 32 langlopende geldleningen o/g met een totaalrestant van bijna € 278 miljoen. Het grootste deel is voor financiering van investeringen en een klein deel wordt doorgeleend: Stadsverwarming (€ 8 miljoen) en woningcorporaties (€ 2 miljoen). Het gemiddelde rentepercentage voor 2021 bedraagt 1,29%.

De rentepercentages van de nieuwe leningen hebben gezorgd voor een verdere daling van het gemiddelde percentage van de totale portefeuille. Eind 2021 blijkt dat de rente voor 10 jaars gelijk/fixe nog steeds licht aan het stijgen is. De stand van de leningenportefeuille is eveneens terug te vinden bij de toelichting op de balans.

In 2021 is een viertal langlopende geldleningen aangetrokken voor in totaal € 50 miljoen. De specificatie hiervan is:

Instelling

Bedrag

Periode

Rente%

NWB

€ 10.000.000

15 jaar lineair

0,125%

BNG

€ 10..000.000

15 jaar fixe

0,525%

BNG

€ 15.000.000

15 jaar lineair

0,245%

BNG

€ 15.000.000

15 jaar fixe

0,445%

In de begroting 2021 was een financieringsbehoefte opgenomen van maximaal € 69,6 miljoen voor de herfinanciering van leningen en financiering van geplande investeringen. Dit is door naijl van investeringen (o.a. IHP, GRP, beheersplannen kunstwerken, wegen en bruggen) en achterblijven van specieke uitgaven (o.a. het gevolg van corona) niet gehaald. De portefeuille langlopende leningen is per saldo toegenomen met ruim € 13 miljoen.

De verklaring van de lagere financieringsbehoefte 2021 is in onderstaande tabel af te leiden:

Ontwikkeling van de schuldenlast (in miljoenen euro's):

Prognose
31-12-2021

Rekening
31-12-2021

Geinvesteerd vermogen:

(Im-)materiele activa

306,4

269,9

Financiele activa

53,9

56,7

Grondexploitaties

30,3

36,4

Totaal aan geinvesteerd vermogen

390,6

363,0

Eigen vermogen:

- Algemene reserve (exclusief resultaat 2021)

23,8

27,9

- Bestemmings- en egalisatiereserves

20,9

18,0

- Resultaat boekjaar

0,03

12,6

Vreemd vermogen:

- Langlopende leningen o/g

300,2

277,7

- Voorzieningen

7,7

11,2

- Kortlopende financieringsmiddelen (b.v. kasgeld)

38,0

15,6

Totaal gefinancierd

390,6

363

Op basis van bovenstaande bedraagt de schuld per inwoner (basis: 80.000)

4.883

4.538

Duidelijk zichtbaar is dat de lagere stand van de financieringsbehoefte veroorzaakt wordt door vertragingen in investeringstempo van de materiële vaste activa. Dit is een tijdelijk effect. Hogere stand financiële vaste activa komt doordat er een reverse converteerbare hybride obligatielening is verstrekt aan Alliander. Hierover is besluitvorming in de raad geweest. Ook is de boekwaarde van de grondexploitaties licht gestegen, omdat per saldo meer investeringen en winstneming zijn geweest dan bouwopbrengsten. De groei van de algemene reserve inclusief het resultaat is het gevolg van COVID-19 en capaciteitsproblemen (in- en extern) op beheerwerkzaamheden en ruimtelijke ontwikkelingen.

b.Portefeuille opgenomen kortlopende leningen

De gemeente streeft ernaar zo veel mogelijk gebruik te maken van kortlopende financiering. Dit omdat kortlopende financiering doorgaans goedkoper is dan langlopende financiering. Om die reden wordt er gebruik gemaakt van de rekening courant faciliteit bij de BNG en worden er kasgeldleningen aangetrokken. In 2021 is weer maximaal kort gefinancierd via hoofdzakelijk kasgeldleningen, dit binnen de kaders van de kasgeldlimiet. De rentetarieven lagen tussen de -0,40% en -0,44% negatief. Over heel 2021 is er sprake geweest van een negatief percentage op beide financieringsinstrumenten. Door de negatieve rente was er geen rentelast maar een renteopbrengst van € 47.000

c. Waarborgen en garanties

De gemeente Purmerend heeft garanties verleend voor geldleningen aan diverse organisaties. Het gaat hierbij om woningbouw, HuisVuilCentrale Alkmaar (HVC), Stadsverwarming (SVP) en maatschappelijke instellingen. Bij de afweging voor financiële steun aan een instelling maakt Purmerend een afweging tussen het belang van de publieke taak en de financiële risico’s. Garantstelling kan worden ingezet als middel om een of meer beleidsdoelen te realiseren. Als de lening volledig kan worden ondergebracht bij een waarborgfonds, wordt geen gemeentegarantie afgegeven. De omvang van de uitstaande leningen waarvoor we garant staan is opgenomen bij de toelichting op de balans. In 2021 zijn er wijzigingen geweest bij de Stadsverwarming Purmerend en het Waarborgfonds (WSW).

Het Waarborgfonds (WSW) staat borg voor de leningen die woningcorporaties aantrekken voor de bouw van sociale huurwoningen. De achtervang van het WSW is voor 50% van het rijk en voor 50% van de gemeenten, waarin de bij het WSW aangesloten woningcorporaties werkzaam zijn. Woningcorporaties zijn niet verplicht een lening te laten borgen door het WSW en deel te nemen aan het WSW. Het risico van de achterborgstelling WSW is zeer klein. Door wijzigingen in het borgstelsel is er in 2021 een nieuwe generieke achtervangovereenkomst van kracht. Deze nieuwe overeenkomst heeft direct geen financiële gevolgen. De aanpassing van de verdeelsleutel kan ertoe leiden dat het risico van onze gemeente toeneemt, omdat we meedelen in de totale leningenportefeuille van een corporatie die ook buiten Purmerend werkzaam is. De kans dat dit risico zich voordoet is echter zeer minimaal.

De leningen aan de woningbouwcorporaties zijn gegarandeerd door het WSW. Op alle leningen is regulier afgelost en bleven de effecten van de pandemie in 2021 op dit punt beperkt.

Rentemethodiek en renteresultaat

Voor de toerekening van de rentelasten maakt gemeente Purmerend gebruik van de rente-omslag-methode. Hierbij beschouwen we als rentelasten:

  • Voor de externe financiering: het totaal van de rentelasten op de langlopende geldleningen en de kortlopende financiering minus de renteopbrengsten van overtollige middelen.

  • Voor de interne financiering: de bespaarde rente over de eigen financieringsmiddelen, te weten de reserves en voorzieningen en de omslag-rente over de investeringen en deelnemingen.

Door toepassing van de rente-omslag-methode rekenen we de rentelasten, aan de hand van de stand van de investeringen, toe aan de taakvelden in de programmabegroting. De gedachte achter het toerekenen van bespaarde rente over de reserves en voorzieningen is dat het voor de kostprijsberekening van een gemeentelijke taak niet uitmaakt of hiervoor externe financiering is aangetrokken of dat dit uit eigen middelen gefinancierd is. Als de omslagrente afwijkt van de rente die de gemeente (gemiddeld) op haar opgenomen leningen betaalt, ontstaat een renteresultaat. We hebben in 2021 een omslagpercentage van 1,25% gehanteerd. Hierdoor is een renteresultaat ontstaan:

Het renteresultaat voor 2021 is als volgt opgebouwd: (x € 1.000)

Ontwikkeling renteresultaat 2021

a. De externe rentelasten over korte en lange financiering

+/+

3.227.224

b. De externe rentebaten (idem)

-/-

- 282.085

Saldo rentelasten en rentebaten

2.945.139

c1. De rente die aan de grondexploitatie moet worden doorberekend

-/-

-414.134

c2. De rente van projectfinanciering die aan het betreffende taakveld moet worden doorberekend (werkelijke rente lening og): project Baanstee-Noord, SVP en Wooncompagnie

-/-

-260.613

c3. De rentebaat van doorverstrekte leningen indien daar een specifieke lening voor is aangetrokken (= projectfinanciering), die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend (werkelijke rente lening)

+/+

215.230

Aan taakvelden toe te rekenen externe rente

-495.517

d1. Rente over voorzieningen

+/+

568.068

d2. Rente over eigen vermogen

+/+

0

Totaal aan taakvelden toe te rekenen rente

1,04%

3.053.690

e. De aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag):

- MVA integraal gefinancierd (omslagrente)

-/-

-3.090.326

- FVA-deelnemingen (omslagrente)

-/-

-569.377

1,25%

-3.659.703

Renteresultaat op het taakveld treasury excl. bespaarde rente

0,21%

-606.013

De begroting bevat jaarlijks een raming van het verwachte renteresultaat en de bespaarde rente over de eigen financieringsmiddelen. Het renteresultaat (€ 0,6 miljoen) begroten we onder de algemene dekkingsmiddelen (onderdeel eigen financieringsmiddelen). In de tweede tussenrapportage was rekening gehouden met een renteresultaat van afgerond € 0,5 miljoen. Het renteresultaat is t.o.v. de tweede tussenrapportage 2021 bijgesteld door een nacalculatie van de rentetoerekening aan de grondexploitaties en het aantrekken van een tweetal langlopende leningen in december 2021 (zie ook toelichting bij het overzicht algemene dekkingsmiddelen).

EMU saldo (wet HOF)

De Europese afspraken die in de wet HOF (Houdbare Overheids Financiën) zijn vastgelegd, gaan over de reductie van het begrotingstekort en de staatsschuld. Het Rijk en de medeoverheden leveren een gelijkwaardige inspanning hiervoor. De norm voor de gezamenlijke gemeenten is bepaald op een negatief EMU-saldo van 0,27% van het BBP (Bruto Binnenlands Product). Het aandeel in het EMU-tekort betreft een inspanningsverplichting. Er staat momenteel geen sanctie op een eventuele overschrijding van het toegestane EMU-tekort. Jaarlijks worden de individuele referentiewaarden per gemeente bekend gemaakt (Purmerend 2021 € 8.985.000). Een individuele EMU-referentiewaarde betreft geen norm, maar een indicatie van het aandeel dat een gemeente in de gezamenlijke tekortnorm heeft.

Kredietrisico

Het kredietrisico is het risico van een waardedaling van een vordering vanwege het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij door insolventie of deficit. In 2021 is er een uitzetting van middelen geweest bij Alliander. Door het aantrekken van een reverse converteerbare hybride aandeelhouderslening van € 600 miljoen is Alliander erin geslaagd om in het licht van de steeds groter wordende investeringsopgave (de bijdrage aan de energietransitie en het energienet van de toekomst) haar financiele positie te versterken. De deelname van Purmerend hierin is € 1.337.838. De gemeente Purmerend loopt een beperkt krediet risico over gelden die zijn uitgezet in het kader van haar publieke taak (woningbouwcorporaties, stadsverwarming en derden). Verder maken we geen gebruik van complexe financiële producten zoals derivaten.

Koersrisico

Het koersrisico is het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen. De gemeente neemt deel in het aandelenvermogen van de N.V. Bank Nederlandse Gemeenten, Stadsverwarming Purmerend, HuisVuilCentrale Alkmaar (HVC), MOR InWest en direct via Alliander (netwerkbeheer). Het risico op waardeverlies van deze aandelen is aanwezig en worden daarom actief gemonitord.

Relatiebeheer/saldobeheer

De doelstelling van het kasbeheer is het zoveel mogelijk beperken van de dagelijkse kasoverschotten c.q. kastekorten met inachtneming van het minimaliseren van de rentekosten en het maximaliseren van de rentebaten van de saldi op de diverse gemeentelijke rekeningen.

Het betalingsverkeer in 2021 heeft zo veel mogelijk plaatsgevonden via de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG). Hieraan ten grondslag ligt de Financieringsovereenkomst voor een krediet- en depotarrangement en elektronisch betalingsverkeer. Op basis hiervan beschikt de gemeente Purmerend over een direct opneembaar krediet via de rekening courant. BNG Bank hanteert in rekening-courant het dagelijks door de European Banking Federation gepubliceerde 1-maands Euribor tarief. Per 31 december 2021 bedroeg het 1-maands Euribor-tarief -0,585%. De bij de BNG aangehouden rekeningen voor belastingen en sociale zaken worden voor de bepaling van het totaal saldo automatisch vereffend.

Daarnaast heeft de gemeente sinds 2013 te maken het zogenoemde schatkistbankieren. Dit verplicht gemeenten om hun overtollige financiën onder te brengen bij het Rijk. Tegelijkertijd hoeft het Rijk dan minder geld te lenen op de financiële markten waardoor de staatsschuld daalt. Bij schatkistbankieren worden de tegoeden aangehouden in de Nederlandse schatkist. Tot een bepaald bedrag mogen gemeenten hun overtollige financiën wel buiten de schatkist van het Rijk houden.

Met ingang van 1 juli 2021 is het drempelbedrag voor de overtollige middelen die de gemeenten buiten de schatkist mogen aanhouden verhoogd van 0,75% naar 2%. Hierdoor zullen er meer overtollige middelen van decentrale overheden bij de BNG op de rekening blijven staan. Vanaf 1 juli 2021 brengt de BNG hierdoor negatieve creditrente in rekening over tegoeden in Rekening Courant. Vanaf € 0,5 miljoen tot € 2,5 miljoenwordt het 1-maands Euribor-tarief in rekening gebracht. Vanaf € 2,5 miljoen geldt de standaard creditrente.

Voor Purmerend bedraagt dit drempelbedrag in 2021 € 4,899 miljoen. Conform de vereisten in het BBV (art 52c), vermelden we in de toelichting op de balans het drempelbedrag en, per kwartaal, het bedrag aan middelen dat Purmerend buiten ’s Rijks schatkist heeft aangehouden.

Naast het betalingsverkeer via de BNG vond in 2021 nog beperkt betalingsverkeer plaats via de ABN AMRO bank.